Actueel

Recensies Counselling Magazine februari 2014 (deel 1)

wo 26 feb 2014

 Ik? Ik stel niks voor
Over zelfbeeld, zelfwaardering en zelfvertrouwen
Manja de Neef. Uitgeverij Boom, Amsterdam 2013. ISBN 9789461058669.

“Ik stel niks voor.” Je kunt er provocatief Nou en? op reageren; of oplossingsgericht naar uitzonderingen vragen; volgens TA de slachtofferrol uitwerken; beamen dat het ego nietig is in het grote universum; volgens ‘gezonde taal’ (uit CM oktober 2013) het in termen van gedrag of vaardigheden laten formuleren; enz.
Manja de Neef (gz-psycholoog, gedragstherapeut en psychotherapeut) pakt het in dit boek als volgt aan.
In de eerste drie hoofdstukken gaat ze in op negatief zelfbeeld, hoe dat kan ontstaan en theoretisch op de vele mogelijkheden om het te veranderen. Ze verwijst hierin regelmatig naar de tips en adviezen in de hoofdstukken 4 en 5. Stap voor stap legt De Neef in deze hoofdstukken uit hoe anders te kijken en anders te gedragen: 1 Een nieuw etiket (voor positief zelfbeeld); 2 Feiten en feitjes verzamelen; 3 Positieve eigenschappen verzamelen; 4 Censuur geen kans geven; 5 Leefregels; 6 Omgaan met kritiek; 7 Perfectionisme.
Het lijkt tot hoofdstuk 6 op een zelfhulpboek van ca. 90 bladzijden: ze spreekt de lezer met ‘je’ aan en het boek eindigt met informatie over organisaties, zelfhulpboeken. In de eerste hoofdstukken zou iemand met een negatief zelfbeeld makkelijk kunnen verdwalen in de uitweidingen dat het met zoveel te maken kan hebben, het gz-jargon (leefregels, passieve vermijding, “als je een ‘zwaar geval’ bent”), de verwijzingen dat het zelfbeeld later in het boek– m.b.v. hoofdstukken 4 en 5 – te veranderen is.
In hoofdstuk 6 staat dat het boekje informatief bedoeld is. Lichte gevallen verwijst de schrijver naar haar eigen of naar andere zelfhulpboeken.
Coaching komt 1x ter sprake bij de “zwaardere” gevallen: wanneer het negatieve zelfbeeld influistert “dat het zonde is van de tijd die haar ‘coach’ in haar investeert” kunnen deze mensen beter professionele hulp inroepen in de eerstelijnszorg.
Voor counsellors en coaches kan dit boekje een kennismaking met het begrip ’zelfbeeld’ zijn. Diverse voorbeeldpersonen worden opgevoerd in het boek; het zou prettig zijn geweest als De Neef een of twee casussen door het boekje heen geheel had uitgewerkt met haar vooral cognitief gedragstherapeutische aanpak.
De tips en adviezen uit hoofdstuk 4 en 5 kunnen handig zijn, zoals je coachee leren om complimenten te ontvangen; nagaan of gedrag in overeenstemming is met de wensen en behoeften; geboden en verboden uit het verleden al dan niet handhaven of vervangen.

Els Pet - Coach en counseller


Lachen en huilen in ontwikkeling
Willem Koops, Bas Levering en Micha de Winter. Uitgeverij SWP, 2013. ISBN 978 90 8850 476 1.

Wat weten we van de ontwikkeling van lachen en huilen? Het Studium Generale van de Universiteit Utrecht weidde hier een aantal lezingen aan. Op basis van deze lezingen zijn zes artikelen geschreven waaruit dit boek is samengesteld.
Elk artikel neemt een andere invalshoek als uitgangspunt. Zo heeft het eerste hoofdstuk van Koops vooral een filosofische en het tweede hoofdstuk van van Hooff een ethologische benaderding.
In hoofdstuk drie van ontwikkelingspsycholoog van Aken wordt de relatie van lachen en huilen met de persoonlijkheidsontwikkeling besproken. In de kern stelt de auteur dat emoties net als het weer niet altijd te voorspellen zijn, maar dat algemene patronen van emotieregulatie, net als het klimaat wel redelijk stabiel zijn.
Het vierde hoofdstuk van sociologe Kuipers is uitsluitend gewijd aan humor en lachen. Een lach geldt vooral als teken van insluiting en acceptatie. Lachen markeert groepsgrenzen. Psycholoog Ad Vingerhoets gaat in hoofdstuk vijf in op de vraag hoe het komt dat alleen mensen huilen met tranen. Geen enkele andere diersoort doet dat namelijk. Huilen heeft eerder een communicatieve betekenis, dan dat het gaat om emotioneel herstel. Samen huilen bevordert de sociale cohesie en het groepsgevoel.
Het laatste hoofdstuk is van klinisch psychologen Spuij en Boelen. Zij bespreken de gewone en gecompliceerde rouw bij kinderen. Vrijwel alle kinderen maken het verlies van een dierbare mee en kennen een vorm van rouw. De auteurs bespreken de DSM-5 diagnose PCBD, een cognitief gedragstherapeutisch model van gecompliceerde rouw, alsmede een door hen ontwikkelde behandelingsstrategie.

Een bundeling van artikelen is eerlijk gezegd niet mijn ding. Ik heb me vooral laten leiden door wat ik nuttig vind voor de uitoefening van het vak als coach/counselor. En ik moet eerlijk zeggen: de meeste wetenswaardigheden zijn leuk om te weten, maar ik weet niet wat ik er in de praktijk mee kan. Een uitzondering hierop vormen hoofdstuk 3 en 6. Zo wordt o.a. gepleit voor meer care dan cure wanneer het gaat om emotieregulatie. Eerder zorgen dat iemand niet verder in de problemen komt, dan proberen iemands emotieregulatie te veranderen. Dat relativeert. En ook de informatie over rouwverwerking spreekt me aan. Het biedt praktische handvatten bij gecompliceerde rouw. Een aanrader voor wie met kinderen met deze problematiek werkt.

Caroline Timmermans - Coach/Counselor


Tussen dip en droom
Claudi Bockting, Evelien van Valen. Het Spectrum Bv, 2013. ISBN 9789000328857

“Dips” iedereen heeft er wel eens last van. Schijnbaar kleine gebeurtenissen kunnen uitmonden in dips, maar uiteindelijk ook in depressie of sterke stemmingswisselingen.
In dit  handzame boek nemen de auteurs je op een vlotte, positieve en toegankelijke manier mee in de theorie van de cognitieve gedragstherapie.
De manier waarop we denken heeft grote invloed op ons gevoel.
Door bewustwording van automatische gedachten (pop-ups genoemd in het boek) en het gevoel daarbij te herkennen en toe te laten kun je een eerste stap zetten om uit je dip te komen.
Vervolgens wordt men uitgenodigd om aan gedachten te sleutelen en ze op waarheid te onderzoeken, om er positieve gedachten tegenover te stellen. Dit laatste om je te geheugen te trainen vooral ook op de positieve kanten van het leven te letten.
Vervolgens gaat men onderzoeken waar negatieve, ingesleten gedachten (leefregels genoemd) vandaan komen en wordt men uitgenodigd kritisch naar de leefregels te kijken , door voor- en nadelen af te wegen.
Wanneer de leefregel niet meer past en geconcludeerd is dat er speling in zit, wordt men op diverse manieren uitgenodigd om te dagdromen en  te fantaseren.
Met als doel los te komen, meer vrijheid en positiviteit te ervaren en vooral ook met een andere blik naar zichzelf te kijken.
Het is een goed leesbaar boek en zou alleen voor vrouwen bedoeld zijn. Hebben mannen dan geen dips ? Of is voor hen een andere benadering nodig ? Deze vraag wordt in dit boek niet beantwoord.
Het in populaire taal geschreven en de voorbeeld “pop-ups” en/of leefregels niet altijd herkenbaar voor een breed publiek.
Door de vlotte pen en toon, hobbel je soms (te) snel over de oefeningen heen, waardoor het gewenste (reflectie-)effect niet altijd bereikt wordt.
Het boek bevat veel praktische oefeningen (gestaafd door wetenschappelijke inzichten), leuke citaten, voorbeelden en tekeningen en gebruikt beeldspraak uit het computertijdperk. Daarmee heeft het een positieve uitstraling en is het de auteurs gelukt om een zwaarder onderwerp “luchtig” te brengen.
Ik zou dit zelfhulpboek aanraden aan mensen die vaker last hebben van angst en somberheid en tegelijkertijd wel de motivatie hebben hieruit te willen komen.

Esther Miltenburg- van Leer - EFT-therapeut - counsellor


Burn-out en naastbetrokkenen
C. Leijten & A. Theunisse. Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2013. ISBN 978 94 6105 502 6

Burn-out en naastbetrokkenen is het tweede boek in korte tijd van het schrijvers- en psychologenduo Clémence Leijten en Armando Theunisse. Hun eerdere boek ’ Burn-out. Een nieuwe benadering’  verscheen in 2012. Daarin presenteren de auteurs hun visie op burn-out en hun aanpak, de bipolaire methode. Deze visie en methode staan eveneens centraal in dit boek, gericht op de naasten van iemand met burn-out.
De auteurs hanteren een andere benadering van burn-out dan de gangbare. In de Richtlijn overspanning en burn-out van de Landelijke Vereniging voor Eerstelijnspsychologen (LVE) wordt de oorzaak van burn-out gezocht in externe stressfactoren zoals een grote werkdruk en belangrijke life events zoals verlies van een dierbare of ziekte. De auteurs geloven echter dat omgevingsfactoren wel een aanleiding kunnen vormen voor burn-out, maar nooit de oorzaak daarvan zijn. De oorzaak van burn-out moet intern gezocht worden, in de levensinstelling van iemand met burn-out, vinden de auteurs.
Ten diepste gaat het om een wezenlijk andere kijk op de mens, op werken en op relaties. In tegenstelling tot wat de norm lijkt in onze westerse maatschappij (hard werken, voortdurend productief zijn, continu het maximale uit alles halen) pleiten de auteurs voor wat zij bipolairiteit noemen. Bipolariteit gaat over het omarmen van de tegenstellingen: activiteit én passiviteit, hard werken én lui zijn, inademen én uitademen. Daarmee komt ruimte voor de schaduwkanten van de mens.
Burn-out is het gevolg van een unipolair leven, geloven de auteurs. Mensen krijgen een burn-out omdat zij lang (soms jaren achtereen) voortdurend actief zijn geweest.’Altijd de wijste, altijd sterk, de locomotief achter een heelboel wagentjes, duwend/stimulerend, altijd vol met ideeën, altijd enthousiast’ - zo beschrijft een vrouw in het boek zichzelf vóór haar burn-out.
De visie van de auteurs is ook bepalend voor hun benadering van burn-out. In tegenstelling tot de gangbare aanpak van met name bedrijfsartsen (zo snel mogelijk activeren en reïntegreren) vinden de auteurs dat passiviteit de eerste uitdaging is van iemand met burn-out. Immers, het onvermogen om los te laten, om lui te zijn, om achterover te leunen, om stil te staan en uit de ademen is de eerste en misschien wel de grootste uitdaging van iemand met burn-out.
Dit boek helpt naastbetrokkenen (in de regel de partners) om steun en begeleiding te bieden aan hun geliefden met een burn-out. Want, zo geloven de auteurs: ’Wie de ander bevestigt, maakt hem sterker. Uiteindelijk draait het daar allemaal om: wij bestaan bij de gratie van de ander. Niets is erger dan ontkend worden, genegeerd worden, niet gezien of gehoord worden. (…) Als in die drie behoeften wordt voorzien, dan ontspannen wij, dan worden wij zacht en kunnen we openstaan voor de wereld’.
Vanuit een bijna filosofische beschouwing van relaties en identiteit helpen de auteurs naastbetrokken om zich te verhouden tot iemand met een burn-out, zijn ’anders-zijn’  te accepteren en tegelijkertijd hun eigen identiteit te bewaren en zelfs te versterken. Het boek biedt informatie over burn-out, het verloop ervan en de belevingswereld van iemand met een burn-out. Naast de fysieke en mentale gevolgen van burn-out, is er aandacht voor de emotionele aspecten, zoals eenzaamheid, angst, een toenemend gebrek aan zelfvertrouwen en een evengrote behoefte aan veiligheid, liefde en respect. Met de metafoor van het kind en de ouder in een individu maken de auteurs duidelijk dat de oorzaak van de burn-out ligt in de disbalans in de persoon zelf, tussen het kind en de ouder in hem. Deze informatie helpt naasten om zich met empathie en begrip op te stellen.
Aan de naastbetrokkenen de niet makkelijke taak om hun partner met burn-out te erkennen in hun huidige behoeften, om te accepteren dat er tijdelijk zo goed als niets tegenover hun inspanningen staat in termen van waardering of tegenprestaties. Aan hen de taak om sterk te zijn voor de ander en om alles, maar dan ook alles voor hem te doen. En hem tegelijkertijd de ruimte te geven om de kracht in zichzelf te vinden om in eigen tempo te genezen.
Het boek helpt de naasten stap voor stap gedurende het herstelproces, ingedeeld in zes fases. In feite maken de auteurs de naasten van iemand met burn-out bondgenoten van de professionele begeleiders. De stappen en interventies die de naasten mogen zetten, zijn niet veel anders dan wat een coach of psycholoog ook zou doen.
En misschien is dit, naast de bipolaire visie, de grote winst van dit boek: dat de auteurs hun focus richten op wat, zo blijkt uit onderzoeken, een van de invloedrijkste aspecten is in de effectiviteit van  hulpverlening: namelijk de steun vanuit de sociale context.
Dit boek is niet alleen een aanrader voor naasten, maar ook juist voor coaches, counsellors en therapeuten. Immers: wie de ander bevestigt, maakt hem sterker. En daartoe biedt dit boek voldoende handvatten.

Leona Aarsen. Zingever (coach) & hoopverlener (psychosociaal therapeut)


Communication as Comfort
Multiple Voices in Palliative Care

Ragan, Sandra L., Wittenberg-Lyles, E.M. et al. Routledge, New York / London, 2008.  ISBN 0805858091

In onze westerse cultuur is medische zorg voornamelijk gericht op het zo lang mogelijk proberen iemand te genezen, ook wanneer duidelijk wordt dat de patiënt terminaal ziek of stervende is. Daarom vinden verpleegkundigen, andere hulpverleners en ook familieleden het vaak moeilijk met een terminale patiënt te praten over het naderende levenseinde. Het voelt emotioneel zwaar en ongemakkelijk. Toch is juist dan een open en meelevende communicatie essentieel. Drie medische communicatie-deskundigen schreven samen met een in geriatrie en palliatieve zorg gespecialiseerde arts een boek over communicatie in palliatieve zorg. Ze kiezen voor een holistische benadering waarbij ze niet schromen om zich sterk te maken voor een zo groot mogelijke aansluiting bij de complexe leefwereld van een stervende patiënt. Het resulteerde in een zeer geïnspireerd en vooral inspirerend boek.
Dit boek, dat bestaat uit zeven hoofdstukken inclusief een uitgebreide bibliografie,  is onmisbaar voor iedereen die zich wil verdiepen in de complexiteit van communicatie met terminaal zieke of stervende patiënten, hun familie en zorgverleners. Vanuit verschillende perspectieven en theorieën wordt ingegaan op het belang van een goede communicatie die meer dan in welk levensstadium ook, is gericht op troost. Hoe kun je als zorgverlener bijdragen aan het verminderen van fysieke, emotionele maar ook psychologische en spirituele pijn?
De meervoudige stemmen uit de titel zijn vertegenwoordigd door de verschillende perspectieven; onder meer die van de patiënt, zijn of haar familie en de zorgverlener. Die stemmen komen bij elkaar wanneer een casus wordt verteld vanuit zowel een familielid, de verpleegkundige en de patiënt zelf. Dan wordt duidelijk hoe verschillend de beleving kan zijn van een goedbedoelde opmerking of een betekenisvol zwijgen. Wat daarbij opvalt is dat elk verhaal in dit boek wordt verteld met respect voor de betrokkenen, en met compassie voor iedereen die betrokken is bij palliatieve zorg.
Een heldere uitleg van communicatieve processen gaat samen met individuele en concrete voorbeelden en cases. Daar waar je in andere publicaties soms inconsistente indruk krijgt, versterken beide benaderingen elkaar, vullen elkaar aan en geven een compleet beeld van alle complexiteiten rond communicatie in de laatste levensfase. Ik raad dit boek van harte aan voor iedereen die met het onderwerp te maken heeft of er mee te maken gaat krijgen: verpleegkundigen en ander medisch personeel, familieleden, verzorgers en niet te vergeten de patiënt zelf.

Marisca van Ommen


Counseling clients near the end of life
A practical guide for mental health professionals
James L. Werth (ed.). Springer Publishing Company, New York, 2013,  ISBN 978 0 8281 0849 4.

Kent drie delen en tien hoofdstukken: 1. End of life service provision; 2. Working with clients who are dying  3. Assisting loved ones.
In zijn inleiding zegt Werth dat hij bij een recente zoektocht in de counselingliteratuur nauwelijks artikelen vond over ‘pre-death issues’. Opmerkelijk, omdat de American Counseling Association (ACA) in zijn ethische code juist richtlijnen geeft voor het counselen van terminaal zieken.  Daarom vult het hier besproken boek een leemte . De auteurs, welgeteld 21, veelal verbonden aan universiteiten (o.m. psychologie en sociaal werk), bieden een overzicht van relevant empirisch onderzoek, beschrijven praktijkervaringen, en komen op basis daarvan tot aanbevelingen aan counselors van terminale cliënten en hun intimi. Hieronder een overzicht van de inhoud van de boekdelen, gevolgd door een beknopte waardebepaling.
Deel 1 begint met een hoofdstuk  over ethische vragen (1). De lezer is meteen bij de les door de casus van Ruth, die lijdt aan ALS en levensverlengende maatregelen afwijst, terwijl haar man het tegenovergestelde wil. Ze vreest dat hij dit doordrukt als zij haar wil niet meer kan uiten. -  Meer casuïstiek volgt, uitmondend in een 5P-model voor ethische besluitvorming (Persoon, Probleem, Plaats, Principes, Proces). Hoofdstukken 2 en 3 gaan over diversiteit van stervenden  (qua leeftijd, etniciteit, spiritualiteit en religiositeit) en over het belang van ‘advance care planning’: de mogelijkheid en wenselijkheid dat zieken tijdig beslissingen nemen over de behandeling die zij nog willen en wat gebeuren moet rond het levenseinde.  Ten slotte (4) gaat het om palliatieve teams binnen ziekenhuizen, die samenwerken met behandelteams en de spanningsvelden binnen die teams.
Deel 2 beschrijft gedetailleerd de problemen van terminale patiënten (zoals fysieke en psychische pijn, angst voor verlies van controle, autonomie en waardigheid) en illustreert dit aan tien cases (5). Mensen komen in elke levensfase voor ontwikkeltaken te staan, maar nu treedt een breuk op die persoonlijke waarden en waardigheid bedreigt (6). Aandacht voor de geestelijke gezondheid is broodnodig: fysieke pijn en naderend afscheid leiden vaak tot depressie en angst. Diverse stoornissen worden belicht (7). Hetzelfde geldt cognitieve beschadigingen (8), al dan niet reversibel, waaronder diverse vormen van dementie. Dit alles gevat in het perspectief van wat counseling bieden kan met het oog op een menswaardig einde.
Deel 3 gaat in op het counselen van mantelzorgers, hun zware taak jegens de doodzieke en het risico van vastlopen. Hen counselen komt  ten goede aan mantelzorger én aan zieke (9). Ten slotte wordt uitgebreid ingegaan op gecompliceerde rouw, waar nabestaanden in kunnen blijven steken: wat zijn risicofactoren en welke therapeutische mogelijkheden zijn er?
Al met al biedt het boek veel compacte informatie, op basis van empirisch onderzoek en klinische ervaring. Soms leidt dat tot uitvoerige uiteenzettingen en opsommingen, maar in kaders worden steeds overzichtelijk de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen vermeld. Het is geen wonder dat er enige overlap in het boek zit (bijvoorbeeld uitleg over het begrip palliatieve zorg) en dat er passages in voorkomen die berusten op Amerikaanse wet- en regelgeving. Maar er blijft genoeg  op te steken. Een  sterk punt van het boek is de levensechte casuïstiek: elk hoofdstuk kent ten minste twee praktijksituaties, die theorie illustreren of op basis daarvan geanalyseerd worden. Elk hoofdstuk sluit met een uitvoerige literatuurlijst en er is gelukkig een index, want dit boek kan zijn nut bewijzen als naslagwerk.

Nel Jagt - maatschappelijk werker, opleider en supervisor.


Dat is mijn moeder niet…
En andere hoogtepunten uit het leven van een stiefmoeder
Daniëlle de Groene. A.W. Bruna uitgevers B.V., Utrecht, 2013. ISBN 97894005033I I

Een aanrader voor alle stiefmoeders (in spe)!
Als er gekozen wordt voor de liefde krijgt Daniëlle de Groene er welbewust twee stiefkinderen bij. In dit boek beschrijft ze door middel van korte verhalen haar belevenissen tussen haar en de stiefkinderen. Tijdschronologisch en afgewisseld met korte gedichtjes neemt ze je mee, vanuit haar gezichtspunt, naar hun leven. Schrijfster vertelt met humor en een lichte ironie over haar rol in het geheel en die van de kinderen. Haar stiefkinderen zijn jong, 3 en 5 jaar, als ze in haar leven komen en zelf heeft ze het moederschap nog niet eerder gekend. Daarnaast wordt duidelijk dat de vader en de moeder van de kinderen een redelijk goede verstandhouding hebben en ook een vierde partner dat geheel, niet verstoort.
Het leven samen is  als een nieuwe uitdaging, die ze vol moed en sterke wil aangaat. Ze gaat bewijzen dat ze een goede stiefmoeder kan zijn. En dat geven de gebeurtenissen ook weer. Uit de verhalen blijkt dat de Groene haar stiefkinderen liefheeft en voor ze zorgt en dat in de loop der jaren met vallen en opstaan ook de vanzelfsprekendheid van het bij elkaar horen duidelijk is geworden. Maar ook dat bij de cruciale momenten of fases in de levens van de kinderen de rol van stiefmoeder die van stiefmoeder is.
De moederrol is een andere, bijna als vanzelfsprekend blijft de moeder moeder en is de stiefmoeder de moeder, wanneer de kinderen bij haar zijn, en dát omdat de moeder van de kinderen dat als regel stelt.
Doordat de Groene ook nog een eigen kind krijgt wordt het haar duidelijk dat er toch een verschil is in het gevoel van moeder of van stiefmoeder zijn van een kind. Voor de term stiefmoeder wil ze geen ander woord gebruiken, toch kan niet anders dan gezegd worden dat juist de juridische term stiefmoeder gevoelsmatig verwarrend kan zijn, leg je als nieuwe partner de nadruk op “stief” of de nadruk op de eerste plaats van “moeder”… Verstand en gevoel stemmen niet altijd overeen.
Voor elke stiefmoeder,al dan niet met de handen in het haar, een boek van opluchting en herkenning.  Zo gaat het, met pieken en dalen, het is niet iets dat alleen jou overkomt.

Mw. Mr. Astrid J.A. Kweens


End-of-Life Nursing Care
A guide for best practice
De Souza, Joanna en Pettifer, Annie. Sage Publications Ltd, London, 2013. ISBN 9780857025470

Wat betekent het juridisch, medisch maar ook emotioneel wanneer je als verpleegkundige de zorg hebt voor patiënten in de laatste fase van hun leven? Hoe praat je met een patiënt over zijn of haar emotionele en fysieke ervaring met het naderend overlijden?
Het is geen makkelijke materie om een boek over te schrijven, zeker niet een soort handboek waarin alle belangrijke onderwerpen aan de orde komen. Toch is dat precies wat beide auteurs hebben gedaan In dit heldere, toegankelijke boek wordt aan alle aspecten aandacht besteed. De opbouw is eenvoudig en effectief: per hoofdstuk diepen de auteurs een situatie uit en staat één aspect centraal, bijvoorbeeld welke communicatieve uitdagingen er zijn de laatste levensfase – variërend van het brengen van het slechte nieuws tot in gesprek gaan over existentiële levensvragen. Andere hoofdstukken gaan over het herkennen van de symptomen die horen bij de letterlijk de laatste levensdagen of over het steunen van achtergebleven familieleden. De hoofdstukken bevatten veel concrete voorbeelden en regelmatig wordt kort een casus besproken. In twaalf hoofdstukken (met korte literatuurvermeldingen) wordt een compleet beeld geschetst van alle complexe ontwikkelingen die zorg geven aan stervende patiënten zo bijzonder en uitdagend maakt. Deze hoofdstukken staan min of meer op chronologische volgorde en volgen zo het stervensproces. In het laatste hoofdstuk vertelt een van de auteurs hoe zij zelf omgaat met haar gevoelens en emoties wanneer een van haar patiënten is overleden. Met dit hoofdstuk is de omschrijving van het hele begeleidingsproces voltooid. Bovendien geeft het een zeer persoonlijke kleur aan het boek.
De openhartige en laagdrempelige aanpak maakt dat het ook geschikt is als introductie voor verpleegkundigen die nog niet eerder in aanraking kwamen met palliatieve zorg. Maar ook andere zorgverleners, bijvoorbeeld mantelzorgers kunnen veel aan dit boek hebben.
De belangrijke rol van verpleegkundigen rol wordt op een integere wijze aangetoond. Het gaat dan zowel om hun individuele rol als ook om hun rol in het netwerk van andere vertegenwoordigers uit medische disciplines, de familieleden en natuurlijk de patiënt zelf. Een breed georiënteerd boek dat van alle aspecten precies voldoende belicht om een zeer bruikbaar en inspirerende inleiding op palliatieve zorg te zijn.

Marisca van Ommen